Posted by Sander Sanders - oktober 15th, 2013

KRENTENBROOD

Nodig voor een broodblik van 38 cm lengte en 11 cm breedte: 500 g bloem, 40 g gist, 50 g boter of margarine, 10 g zout, 1 ½ à 2 dl melk, 200 g krenten, 200 g rozijnen, 50 g basterdsuiker, 2 eieren.
Doe de bloem met het zout en de basterdsuiker in een kom en maak een kuiltje. Breek hierin de eieren. Meng de gist aan met de lauwwarme melk en schenk dit eveneens in het kuiltje. Roer met een houten lepel vanuit het midden en neem steeds wat bloem van de zijkanten mee. Smelt de boter of de margarine en laat deze even afkoelen. Werk de gesmolten boter erdoorheen. Kneed het deeg vervolgens flink met de handen tot het elastisch is en niet meer aan de handen vastplakt. Laat het deeg op een warme vochtige plaats rijzen gedurende ¾ uur (bijvoorbeeld in een kom, die geplaatst wordt in een teiltje met vrij warm water, dat wordt afgedekt met een vochtige doek). Kneed het deeg nogmaals en werk de krenten en rozijnen erdoorheen. Rol het deeg op tot een lange dikke rol, die precies in het broodblik past. Beboter het blik en leg het deeg met de naad naar onderen in het broodblik. Plaats dit op een bakblik onder in een lauwwarme oven. Zet een kopje met water ernaast. Laat het deeg nog ¾ uur rijzen. Neem dan het kopje water eruit. Stel de oven op vrij warm (200°). Bak het brood gaar in ongeveer 40 minuten. Bestrijk de bovenkorst met wat water en schuif het brood nog heel even in de oven. Neem de vorm uit de oven en laat hem even afkoelen. Keer het krentenbrood op een taartrooster en laat het koud worden.
N.B. Bij gebruik van een elektrische oven: laat het deeg voor de tweede maal rijzen op de onderste richel van de oven en schakel de onderwarmte op stand 2 gedurende ¾ uur. Schakel vervolgens de onderwarmte op vol en de bovenwarmte op stand 1 gedurende 30 minuten en daarna 10 minuten op stand nul.

WIT BROOD

Voor het bakken van een wit brood heeft u nodig voor een vorm van 30 cm lengte en 8 cm breedte: 500 g  bloem, 10 g zout, 25 g gist, 3 dl melk of water.
Wanneer u in het bezit bent van een grotere vorm, kunt u meer van alle ingrediënten nemen. De verhouding moet dan wel dezelfde blijven. De hoeveelheid zout is altijd 2% van de hoeveelheid bloem. Voor de gist is deze meestal 5 % , alleen bij brood met vulsel, zoals krentenbrood, nemen we wat meer gist: ongeveer 7 ½ % van de hoeveelheid bloem. Vulsel in het deeg maakt het brood wat zwaarder, dus rijst het wat moeilijker. Daarom nemen we dan een grotere hoeveelheid gist, echter nooit meer dan 10%.
Voor een grotere vorm zouden we dus nodig hebben: 750 g bloem, 2 % zout = 15 g zout , 5% gist 37 ½ g gist (afgerond 35 g), 4 ½ dl melk of water.

Weeg en meet alles nauwkeurig af. Dit vooral is van groot belang, daar anders de onderlinge verhouding verloren gaat. Doe de bloem in een kom en meng het zout er doorheen. Nu laten we het vocht op temperatuur komen. Of we melk of water gebruiken hangt van onze smaak af. Melkbrood blijft bij bewaren langer vers, terwijl waterbrood een iets meer knapperige korst krijgt bij het bakken. De temperatuur van de melk of het water moet lauwwarm zijn. Te koud mag ze niet zijn, daar de gist dan te langzaam zou werken. Bij te hoge temperatuur kan de gist onwerkzaam worden en dan zou het deeg in het geheel niet meer rijzen. De gist werkt het best in een lauwwarme omgeving. Wanneer de melk of het water warm genoeg is, mengen we de gist aan in ‘n apart kommetje tot ze is opgelost. Nu maken we een kuiltje in de bloem en gieten daar het gistmengsel in. Met een houten lepel roeren we van binnen uit het kuiltje en mengen steeds meer bloem met het gistmengsel. Dan voegen we de overige melk of het water toe en mengen alles goed dooreen. Nu gaan we met het kneden beginnen. We strooien wat bloem op het aanrecht of op de tafel. Vooral niet te veel bloem gebruiken, daar dit weer in het deeg verwerkt wordt en dan het brood te massief zou worden. Kneden doen we met beide handen (die vanzelfsprekend schoon zijn). De beweging gebeurt vooral met de muis van onze handen. We kneden net zo lang tot het deeg elastisch is en niet meer aan onze handen of aan de tafel vastplakt. Het deeg doen we over in een schone kom. Het rijzen moet op een vochtige, lauwwarme plaats geschieden, dus zetten we de kom in een teiltje met vrij warm water. Daar de dikte van de kom er nog tussen zit, is de warmte juist goed voor het deeg. Over het geheel leggen we een vochtige doek. De tijd van het rijzen is ¾ tot 1 uur. Zo nodig verversen we na een half uurtje het water, daar anders de temperatuur te veel daalt. Laten we vooral zorgen, dat er geen tocht is en dat er ook geen stroom koude lucht bij kan komen door een open raam. Het deeg is goed gerezen, wanneer het volume verdubbeld is, en wanneer we met de vingers kuiltjes er in drukken, moeten deze blijven staan en niet terugvloeien. We kneden het deeg nogmaals met de handen goed door. Nu gaan we het brood vormen. We maken van het deeg een lap, die net zo breed moet zijn als het broodblik lang is. Deze lap rollen we op. Wanneer we de rol in het beboterde broodblik leggen, zorgen we er voor, dat de naad aan de onderkant komt. Nogmaals wordt het deeg te rijzen gezet op een vochtige, warme plaats. Heeft het blik geen naden, dan kan dit weer in een teiltje met warm water gezet worden. Ook kunnen we het brood voor de tweede keer laten rijzen in de oven zelf. We plaatsen dan een braadslee met water onder in de oven, zodat de omgeving toch vochtig is. De oventemperatuur moet zo laag mogelijk zijn. De tweede rijsperiode duurt een half uur. We bakken het brood in een vrij hete oven. Daartoe plaatsen we het broodblik op het rooster op de onderste richel. (De braadslee met water is dan natuurlijk uit de oven gehaald.) De bak- tijd is ongeveer 30 minuten. Het brood is gaar wanneer we met kloppen een holle klank te horen krijgen. Even voordat we het brood uit de oven halen, strijken we met ‘n kwastje met water over de bovenkant, zodat de korst een glimmend laagje krijgt. We keren het brood op een rooster en laten het uitdampen.

GEMBERBROOD

Nodig: 500 g bloem, 10 g zout, 25 g basterdsuiker, 35 g gist, 2 dl melk, 50 g boter, 1 ei, ½ dl gembersiroop, 200 g gember.
De bereidingswijze verschilt niet zo heel veel van die van het witbrood. Het deeg wordt fijner gemaakt door het toevoegen van basterdsuiker, boter, ei en gemberstroop, Als vulsel wordt hier fijngesneden gember gebruikt. We maken de gist aan met de lauwwarme melk. De bloem in de kom wordt gemengd met het zout en de basterdsuiker. Het gistmengsel gieten we weer in het kuiltje en met een houten lepel roeren we van binnen uit, Dan voegen we de gemberstroop, de gesmolten boter en het ei toe. Van dit alles kneden we het deeg. De rijstijden zijn dezelfde als bij het witbrood. Na het eerste rijzen kneden we de fijngesneden gember door het deeg heen. Dit moet wel goed gebeuren, daar anders de kans bestaat, dat alle gember op één plaats blijft zitten. Ook het bakken zal niet veel moeilijkheden opleveren, wanneer we dat precies zo doen als bij het witbrood.

Blog Home